Hein Koningen
Met een kort historisch overzicht.
In het Amstelveens Nieuwsblad van 31 januari 2024 trok het artikel “Nieuwe plannen horeca Poeloever”, met foto waarop wethouder Herbert Raat wordt omringd door enkele enthousiaste ondernemers, mijn aandacht. En wel speciaal het laatste deel : onder het kopje ‘Noordelijke Poeloever’ staat geschreven : “De gemeente wil dat de Noordelijke Poeloever een aansprekende entree van Amstelveen naar het Amsterdamse Bos wordt. De gemeente verkent op dit moment de mogelijkheden voor gebiedsontwikkeling van de Noordelijke Poeloever : het gebied in en rondom het Oude Dorp en het toekomstige overkapping van de A9.”
Waarom trok het artikel direct mijn aandacht ? Dat kwam omdat ik daarbij onmiddellijk aan de ringslang moest denken.
De Noordelijke Poeloever, in het bijzonder het westelijk deel daarvan, behoort tot het leefgebied van de ringslang (Natrix helvetica) en verdient daarom onze bijzondere aandacht en zorg.
De ringslang is een wettelijke beschermde diersoort gezien zijn bedreigde status. Hij valt onder de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 1 januari 2024 onderdeel is van de Omgevingswet. Het beschermen heeft vruchten afgeworpen zodat zijn situatie verbeterde.
Daarmee is een grote verantwoordelijkheid komen te liggen bij eigenaren en beheerders van gebieden en terreinen waar de ringslang zijn leefgebied heeft. In het gebied van de Amstelveense en Kleine Poel dus bij de gemeenten Amstelveen en Amsterdam.
Een verantwoordelijkheid die zorg draagt voor het langdurig in stand houden van de levensvoorwaarden voor deze inheemse slang. In ons onderhavige geval een moerasbiotoop waar voldoende rust aanwezig is, met voldoende plekken om te zonnen en rust-, dekkings-, voedsel-, voortplantings- en overwinteringsmogelijkheden.
Illustratie 1 Ringslang
De populatie ringslangen in het gebied van de Amstelveense –ook wel Grote- Poel geheten- en Kleine Poel, Het Amsterdamse Bos en de Oosteinderpoel in Aalsmeer is de enig overgebleven (rest)populatie ten zuidwesten van Amsterdam. Het is heden ten dage een geïsoleerde, op zichzelf staande populatie. Dat was niet altijd zo.
De ringslangpopulaties van Amsterdam en Amstelveen waren vanouds niet van elkaar gescheiden, hun leefgebieden sloten aaneen. Er waren geen echte obstakels door auto- en spoorwegen, woonwijken, industriegebieden of andere grote onderbrekingen in het agrarische landschap.
Ongeveer tot de Tweede Wereldoorlog was er uitwisseling mogelijk, via Landscheidingsvaart en Hoornsloot, met de populatie ringslangen die leefde in het Karnemelksgat en omgeving, de Koenenkade met zijn dotterrijke graslanden ten noorden van de latere Bosbaan en langs de zuidelijke en oostelijke oevers van Het Nieuwe Meer.
In min of meer natuurlijke situaties zoekt de ringslang allerlei plekken op met rottend organisch materiaal waarin broei voorkomt om zijn eieren in te leggen. Het is een koudbloedig dier waarvan de lichaamstemperatuur gelijk is aan die van de omgeving waarin het zich bevindt. De ringslang is afhankelijk van broeiwarmte voor het ontwikkelen en uitkomen van zijn eieren en het voorhanden zijn van vorstvrije overwinteringsplekken. In zijn toenmalige leefgebied waren de kleinschalige agrarische en andere menselijke activiteiten zoals boerderijen, tuinder- en kwekerijen, particuliere groentetuinen en dergelijke met mestvaalten, blad- en composthopen, min of meer nog overal aanwezig. Hiervan wist de ringslang als cultuurvolger goed gebruik te maken.
Vanaf de 1940er jaren ontstonden in het gebied tussen Amsterdam en Amstelveen in relatief korte tijd allerlei hindernissen zoals eerder genoemd en daarbij kwam nog de aanleg van Het Amsterdamse Bos waarmee de laatste van de kleinschalige menselijke agrarische activiteiten, zoals geschetst, geheel verdwenen. In het Poelgebied voltrok zich dat in de periode 1950-1965.
De Amstelveense ringslangpopulatie raakte door de landschappelijk sterk veranderde situatie geheel geïsoleerd. Bovendien was de populatie zeer klein en haar leefgebied beperkt tot het Poelgebied. Daarmee brak een onzekere tijd aan voor de ringslang.
Hij wist zich evenwel in kleine aantallen staande te houden, vooral dankzij de kleine compost- en gelijksoortige rommelhopen op groente- en volkstuinen en andere, soortgelijke situaties, waar afval tot broei kan komen.
Met de groei van tuincentrum Konijnenburg aan de westzijde van de Handweg te Amstelveen vanaf de jaren 1970 stegen de kansen voor de ringslang onverwacht in gunstige richting. Men was er gewoon de aangrenzende slootoevers aan te plempen met vrijkomend bloemen- en plantenafvalmateriaal. Bij broei bood dit de ringslang uitgekiende mogelijkheden om eieren te leggen. Regelmatig werden door de heren Konijnenburg senior en junior ringslangen gezien op en rond hun tuincentrum.
Nabij liggende sloten waren geschikte foerageerplekken met kikkers, salamanders en kleine vissen. Op een steenworpafstand lag de spoorbaan naar Amsterdam, als restant van het vroegere Haarlemmermeerlijnennet. Dit zandlichaam bood goede overwinteringskansen : hoog en droog en met alle muizen- en andere dierengangen en ruig dekkend plantenkleed een vorstvrij onderkomen voor de winterperiode. De ringslangen in het gehele Poelgebied trokken in de herfst naar deze in feite enige gunstige plek om de winter te overleven.
Tevens was een niet onbelangrijke factor voor de ringslang hier, in deze “achterkant” van de stadsrand, nog aanwezig : voldoende rust, geen verstoring. Slechts een enkele nieuwsgierige bezoeker kwam wel eens langs, wandelend over de spoorlijn.
Deze situatie van na 1950 duurde tot circa 1992 toen Konijnenburg stopte met het aanplempen van zijn slootoevers en een strakke, houten beschoeiing zette.
Illustratie 2 Oude spoorbaan, het zandlichaam bood ringslangen goede overwinteringsmogelijkheden. Rechts de gebouwen van tuincentrum Konijnenburg. Situatie maart 1994. Achter het hek links loopt nog geen fietspad.
Inmiddels hadden zich de nodige veranderingen voltrokken in het gebied, zo was de spoorbaan in eigendom van de NS overgegaan naar de gemeente Amstelveen. Behalve de spoorlijn zelf –nú in gebruik en beheer bij de Stichting Museumtram Amsterdam- lag de zorg voor het groen langs de baan bij de gemeente Amstelveen en was ondergebracht bij de Plantsoenendienst. Dit hing samen met de door de gemeente in de jaren 1969-1975 aangelegde Oostelijke en Noordelijke Poeloever-terreinen, als onderdelen van het gehele Natuur- en recreatiegebied Amstelveense en Kleine Poel. Hiervoor was in samenwerking met gemeente Amsterdam / Amsterdamse Bos een inrichtingsplan gemaakt : de westelijke en zuidelijke oeverlanden met hun rijke laagveenmoerasflora en –fauna werden natuurreservaat, geschikt voor passieve recreatie. Ook het gebied van de Kleine Poel kreeg als bestemming natuurgebied en werd geschikt gemaakt voor de passieve recreant. Het laatste gebied kwam samen met de westelijke en zuidelijke oeverlanden onder beheer en in onderhoud bij de gemeente Amsterdam / het Amsterdamse Bos. Het oostelijke Poeloeverterrein met zijn speciaal aangelegde zonne- en ligweiden was voor de actieve recreatie. Tenslotte kreeg het terrein van de noordelijke Poeloever als bestemming natuurgebied, geschikt voor passieve recreatie. Beide laatste terreinen kwamen in beheer en onderhoud bij de gemeente Amstelveen.
Het gehele gebied van Grote en Kleine Poel kan bezocht en genoten worden vanaf een doorgaand en voor het publiek vrij toegankelijk wandelpad.
Het zandlichaam van de oude spoorbaan ligt in het Poelgebied als een afwijkend maar waardevol voedselarm en droog element, een van de veenondergrond afwijkend smal ecologisch verbindingslint, noord-zuid lopend en daardoor met warme flanken, waarvan vele dieren in het gebied gebruik kunnen maken.
Incidenteel waren er in die tijd wel meldingen door bewoners van Handweg en Noorddammerlaan van waargenomen ringslangen. Echter met het verdwijnen van de mogelijkheden tot het leggen van eieren bij tuincentrum Konijnenburg liep de ringslangpopulatie gevaar. Gevaar in haar voortbestaan. Gevaar om lokaal uit te sterven en daarmee te verdwijnen uit het Poelgebied.
Gelukkig was daar de betrokken en oplettende Plantsoenendienst (officieel Hoofdafdeling Plantsoenen en begraafplaats van de Dienst Milieu en Recreatie) van de gemeente Amstelveen. Het gevaar onderkennende kwam de Dienst in actie met het aanleggen in het voorjaar van enkele broeihopen voor ringslangen. We spreken dan van 1994.
Illustratie 3 Het maken van een broeihoop tegen de flank van de spoorbaan, 28 mei 1994.
Er werden zes broeihopen aangelegd, drie tegen de westflank en drie tegen de oostflank van het spoorbaanlichaam, wisselend in grootte, vijf hopen van elk ca. vier m3 en één van wel vijftien m3 inhoud, alle met een hoogte van ca. 1 ½ m. Alle zonnig en steeds zo dicht mogelijk bij de oeverzones gelegen.
De samenstelling van de broeihopen was 1/3 dood loofboomblad, 1/3 ruige paardenmest en 1/3 takkenkneuzel (houtsnippers). Het alles goed gemengd leek het een goed broeimengsel.
Ervaring op dit gebied was er niet, men ging te werk vanuit vakkennis, gevoel en intuïtie..
Het bleek een goede zet. Bij controle van de hopen in oktober 1994 werden 25 lege eierschalen aangetroffen. Alle eieren waren dus uitgekomen. In de jaren die volgden werd doorgegaan met het jaarlijks vernieuwen van de broeihopen en werden meer eieren aangetroffen : 1995 60 eierschalen waarvan 52 uitgekomen,
1996 194 eierschalen waarvan 61 uitgekomen,
1997 400 eieren waarvan er 81 waren uitgekomen.
1998 152 eierschalen waarvan 145 waren uitgekomen
1999 358 eierschalen, alle uitgekomen. En zo door.
Het resultaat wisselt dus met de jaren onder min of meer dezelfde condities.
Illustratie 4 Legsel ringslangeieren, oktober 1996.
Een volwassen vrouwtje ringslang legt gemiddeld per jaar 20 – 30 eieren. De legselgrootte is afhankelijk van de grootte van de vrouwtjes : hoe groter hoe meer eieren. De gemiddelde grootte van een vrouwtje is 80-100cm, mannetjes ringslangen worden in de regel niet groter dan 60 cm.
Uit het totaal aantal gevonden eieren kan dus het aantal eierleggende ringslangenvrouwen worden afgeleid. De verhouding vrouwelijke – mannelijke exemplaren is 1 : 1. Dit geeft aanwijzingen voor de grootte van de populatie volwassen ringslangexemplaren in een gebied of deel ervan.
Het bleek al snel dat de grootte van de broeihopen kon worden teruggebracht tot 2 à 3 m3 per hoop, met een hoogte van ca. 1 ½ m. Het tijdens de aanleg of vernieuwen onderin de hoop aanbrengen van enkele dunnere, buiten de hoop uitstekende, slieten blijkt de toegankelijkheid voor de ringslangen te vergemakkelijken.
Voorts werd aan de zuidoost kant van de spoordijk een smalle sloot gegraven om het dijklichaam beter bereikbaar te maken. Het slootje dient tevens als paaiplek voor amfibieën en foerageerplek voor de ringslang. De ringslang is vooral een amfibieëneter.
Illustratie 5 Nieuw gegraven slootje aan de teen van de spoordijk geeft de ringslangen beter toegang tot het gebied én foerageermogelijkheden. Situatie 1997.
Inmiddels is het fietspad er gekomen, zie de lantaarnpalen links van de spoorbaan.
Het succes van de broeihopen in Amstelveen maakte collega’s aan de andere zijde van de Grote Poel, dus van het Amsterdamse Bos, enthousiast. Groot was hun bereidheid ook wat voor de ringslang te doen. Sinds 1997 leggen zij in het westelijk deel van het Poelgebied broeihopen aan. In het eerste jaar 5 stuks met al direct een mooi resultaat : 212 eierschalen. In de loop der jaren werd het aantal hopen uitgebreid : in 2013 8 hopen waarvan 4 in het Poelgebied en 4 in gebied van Het Bos zelf naar 20 in 2020 met nog steeds 4 in het Poelgebied en de andere in Het Bosgebied. Er zijn veel eieren nodig om een ringslangpopulatie in stand te houden.
Vele ringslangen zijn een prooi voor o.a. ekster, zwarte kraai, reiger, buizerd.
Het succes aan Amsterdamse kant leidde er toe dat aan de gehele westkant van de Landscheidingsvaart door gemeente Amsterdam ringslangvriendelijk werd ingericht. Daartoe werden plaatselijk bomen verwijderd, zonnige plekken langs de oever en plas-dras plekken gemaakt. Tevens werd er een tweetal broeihopen aangelegd. Deze waren vanaf het begin erg succesvol. Een zeer vruchtbare broeihoop ligt nog steeds aan het noordelijke einde van de Bleekerskade, ter hoogte van het Dr Jac.P. Thijssepark. Hieruit kon de conclusie worden getrokken dat ringslangen vanaf de Noordelijke Poeloever de Landscheidingsvaart opzwemmen en dit gebied met aangrenzende sloten intrekken. Dat werd ook bevestigd door meldingen van ringslangen hier van bewoners van de Katerstraat.
De Noordelijke Poeloever vormt, samen met de uitmonding van de Landscheidingsvaart in de Grote poel en het nabijgelegen Amsterdamse oeverland, dus nog steeds een belangrijk deel van het leefgebied van de ringslang.
Ondertussen hadden allerlei ontwikkelingen in het Amstelveense deel van het Poelgebied plaats die niet gunstig waren en zijn voor de ringslang. Zo kwam er een doorgaand fietspad langs de spoorlijn dat in een ongekende behoefte voorziet en dus druk befietst wordt.
Tevens nam het aantal wandelaars mét hond in de oostelijke Poeloever maar eveneens over het spoorbaanvak sterk toe, hoewel dit laatste niet is toegestaan. Het zorgde voor een steeds grotere onrust in het leefgebied van de ringslang.
Met de bouw van huizen op het voormalige gebied van Konijnenburg en de grondstrook achter de bestaande woningen aan de Handweg, doorlopend tot achter de vroegere fa. van Diemen Watersport, vormde in dit deel van het Poelgebied de doodsteek voor onze fraaie inheemse slang door het verdwijnen van zijn leefgebied.
Vrijstaande huizen aan de oorspronkelijke (historische) oostelijke oeverlijn van de Grote Poel, met tuinen, botensteigers, enz. direct grenzend aan het water. Daarmee verdween de vroegere relatief grote ongestoordheid en rust voor de ringslang in dit deel van het gebied geheel. Zowel voor de zomerperiode als foerageer- en voortplantingsgebied als voor de periode van overwintering waarin de winterdekking van het zandlichaam wordt opgezocht en na de overwintering in het voorjaar wordt gezond en opgewarmd.
Bovendien ging er het leefgebied van veel kikkers en kleine watersalamanders verloren. Amfibieën vormen een belangrijke voedselbron voor de ringslang.
Als tegemoetkoming naar de ringslang door gemeente en projectontwikkelaar is tegen het dijklichaam van de spoorbaan een moerasstrook aangelegd, waarschijnlijk bedoeld als foerageermogelijkheid en vlucht- en dekkingsgebied. Het is de enige tegemoetkoming en handreiking naar de ringslang en kan bij lange na niet het verlies aan vroegere mogelijkheden voor haar compenseren.
Het is een vreemde zaak : de rijksoverheid beschermd bij wet de ringslang en zijn leefgebied en vervolgens houdt de gemeentelijke overheid van Amstelveen zich hier niet aan.. Zij heeft namelijk toegestaan dat een deel van het leefgebied van de ringslang blijvend is verstoord waardoor de ringslang er in zijn voortbestaan blijvend is bedreigd en er uit verdreven.
Illustratie 6 Amstelveense of Grote Poel. Bovenzijde van De Poel is noordzijde, met de Noordelijke Poeloever links van het Raadhuis.
Het gebied van de noordelijke Poeloever was het laatste deel dat in de 1980er jaren grotendeels natuurlijk werd ingericht als onderdeel van het gehele natuur- en recreatiegebied ‘De Amstelveense en Kleine Poel’. Dit gehele gebied is 100 ha groot, waarvan 60 ha uit land en 40 ha uit water bestaat. Het is het restant van een eeuwenoud veen- en plassengebied dat zich tot in de 19e eeuw uitstrekte tussen Amstelveen, Uithoorn en Aalsmeer. Wat het Poelgebied zo uniek doet zijn is dat het grotendeels toegankelijk is voor het publiek en dat men er de unieke en nog vrijwel complete laagveenmoerasflora kan waarnemen, genieten en bestuderen.
Tot in de 1950er jaren waren de noordelijke Grote Poel-terreinen weiland, laag gelegen en van slechte kwaliteit. De oevers aan de Poelkant werden er in vroeger tijd met “as” (huisvuil, dat toen voor een groot deel uit kachelas bestond) versterkt tegen golfafslag. Ook het grasland werd hiermee wel pleksgewijze ondiep aangevuld en toegemaakt. Dergelijke gronden werden in de volksmond wel asland genoemd.
In het oostelijk deel van deze weilanden werd in 1951-1952 het openlucht zwembad ‘Poeloever’ gebouwd, voorzien van lig- en zonneweiden. Het westelijk deel was toen in gebruik als baggerdepot bij de heer Brandsen die machinaal in de Poel baggerde en de bagger na omzetting als kwekerij- en tuinaarde verkocht.
Na een periode van braakligging kreeg het grasland deze functie in 1960-1970 opnieuw, voor opslag van bagger afkomstig van opschoningswerkzaamheden in de Landscheidingsvaart en Hoornsloot. Deze bagger werd nooit bewerkt en afgevoerd. Het terrein werd na dit gebruik aan zijn lot overgelaten waarna er langs spontane weg een natuurlijke begroeiing ontstond. Voor een deel bestond die uit opslag van berk en wilg, deels uit ruigtkruiden. In het gebied werden regelmatig ringslangen gezien.
Deze situatie duurde tot plm.1982 toen het gebied van het inmiddels gesloopte zwembad ‘Poeloever’ en omgeving voor de recreatie werd ingericht. Het meer westelijk deel, grenzend aan Doorweg en Landscheidingsvaart en aansluitend bij het Amsterdamse deel van het Poelgebiedsdeel, werd op natuurlijke wijze ingericht en door sloten gescheiden van het publieksdeel. Het is niet toegankelijk voor het publiek, mede om de nodige rust voor de ringslang te bewaren.
Eind jaren 1990 werd dit deelgebied bedreigd in zijn voortbestaan. Op de voormalige boomkwekerij in het Amsterdamse Bos, gelegen wat meer naar het westen in het vroegere “poldertje van Sloothaak”, werd het Bloesempark aangelegd. In het kader van het herdenkingsjaar 2000 van 400 jaar betrekkingen Nederland-Japan schonk de Japan Women’s Club 400 bijzondere kersebloesembomen (Prunus yedoensis) aan gemeente Amstelveen.
Met deze kersen werd het Bloesempark ingericht, zij maken er het hart van uit. De aanleg was niet helemaal onomstreden bij een deel van de Amstelveense bevolking die de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands Indië doormaakte.
Tevens ontstond het plan het Bloesempark “logischer en gemakkelijker” bereikbaar te maken dan via de houten fiets-voetgangersbrug aan het einde van de Doorweg. Het plan bestond uit de aanleg van een pad parallel aan de noordoever van de Poel, dwars door het natuurlijk deel met het inmiddels jonge moerasbos én een brug over de Landscheidingsvaart, vervolgend door het smalle moerasdeel aan Amsterdamse zijde en uitkomend bij de toenmalige bamboe toegangsvlonderbrug naar het Bloesempark.
Het plan zou een enorme aantasting van het Poelgebied ter plaatse én het leefgebied van de ringslang betekenen. Bovendien zou deze brug –te ontwerpen door een Italiaanse architect, zo werd gedacht !- de vierde brug over het korte stukje van enkele honderden meters Landscheidingsvaart tussen KLM-hoofdkantoor en uitmonding van de vaart in de Poel betekenen. Landschappelijk en ecologisch maar ook visueel gezien een enorme aantasting en een grote vergissing. Wat vooral duidelijk werd als men, staande op de Doorwegbrug met uitzicht naar en over de Grote Poel met St. Urbanuskerk als karakteristiek silhouet, dit toekomstbeeld in ogenschouw nam. Gelukkig en verstandig heeft men ervan afgezien om dit bereikbaarheidsplan uit te voeren.
Tot zover de historische terugblik op de gang van zaken met de ringslang in het door de gemeente Amstelveen beheerde deel van het Poelgebied.
Illustratie7 Vanaf hun overwinteringsplekken in de spoorbaan waaieren de ringslangen in het voorjaar uit over het gehele Poelgebied, zoals in het bovenstaande reservaatgedeelte, de westelijke oeverlanden. Situatie september 1982.
Door het hierboven geschetste succes van de broeihopen langs de spoorbaan nam het aantal ringslangen aanvankelijk weer toe. Regelmatig waren er meldingen door bewoners van de Handweg en wandelaars in het Poelgebied. Eén keer werd zelfs een jong exemplaar kruipend over de parkeerplaats voor het Raadhuis gezien.
Na overwintering in het spoorbaanlichaam warmden de slangen zich in het voorjaar ter plaatse op en waaierden uit het Poelgebied in – ringslangen zijn uitstekende zwemmers. Zij bezochten daarbij ook de broeihopen om in het najaar hun overwinteringsplek weer op te zoeken. Er leek dus niets aan de hand.
Zoals al eerder beschreven werd de algehele situatie in het gebied van en rond de spoorbaan er voor de ringslang niet beter op. Het drukke fietspad, de huizenbouw aan de historische oostoever en hondenuitlaters op het spoorbaanvak en omgeving deden de aanwezige noodzakelijke levensvoorwaarden voor de ringslang meer en meer in rook opgaan.
Dat weerspiegelt zich in de resultaten van de broeihopen : sinds 2021 werden helaas geen eieren meer aangetroffen bij de jaarlijkse controles. Ook niet in 2024, het jaar dat in het Amstelveense deel voor het 30e jaar de broeihopen op resultaat werden gecontroleerd. We hadden gehoopt op een vreugdevol jubileumjaar maar de ringslang laat zich er niet meer zien. Hij dreigt zelfs uit het Amstelveense deel van het Poelgebied te verdwijnen.
Daarom is het westelijk deel van de Noordelijke Poeloever van levensbelang voor de Amstelveense ringslangen. Zoals hierboven beschreven is het gebied sinds 1982 ingericht als natuurgebied, mede voor de ringslang. Het lijkt er nu sterk op dat dit deel van het Amstelveense deel van de Grote Poel zijn laatste toevluchtsoord is. Vanuit dat gezichtspunt is het niet moeilijk om de gevolgtrekking te maken dat dit kleine gebied zijn laatste kans is in het Amstelveense deel. En die mag dus niet worden verstoord en aangetast ! Daarom schrok ik zo van het artikel “Nieuwe plannen horeca Poeloever” in het Amstelveens Nieuwsblad. Dreigt het hier dezelfde kant op te gaan als met de plannen voor het herdenkingsjaar 2000 ?
De gemeente Amstelveen is de ringslang altijd goedgezind geweest. Al lange tijd –zo ongeveer vanaf 1970- is ze op de hoogte van het voorkomen van de slang in het Poelgebied. Er was altijd en is nog steeds veel sympathie voor dit wilde, inheemse dier. Het paste vanouds in het gemeentelijk groenbeleid om wilde, inheemse planten veel ruimte te geven. Dat resulteerde in de heemparken en heemgroen, bloemrijke bermen van de Beneluxbaan -beide befaamd en bekend tot in het buitenland- en wijkgroen waarin het natuurlijk aandeel groot was. Het esthetische, de schoonheid was daarin een van de uitgangspunten. Uitgaande van en gericht op samenhang, rijkheid aan wilde planten en dieren en hun ecologische samenhang, in een breed sortiment. Biodiversiteit zeggen we tegenwoordig. In dit beleid past de ringslang naadloos.
Daarom zou het een fatale misser zijn de “aansprekende entree van Amstelveen naar het Amsterdamse Bos” (citaat artikel Av. Nwsbl. 31.1.2024) dwars door het natuurdeel van de Noordelijke Poeloever door te zetten. Laten we de voorgenomen plannen “met respect voor de natuur en groene omgeving” (citaat artikel Av. Nwsbl. 31.1.2024) op de voor de natuur en ringslang juiste manier verwezenlijken.
En dat kan !
Illustratie 8 Fraai uitzicht vanaf de fiets-voetgangersbrug aan het einde van de Doorweg over de uitmonding van de Landscheidingsvaart in de Grote Poel. Op de achtergrond de St. Urbanuskerk te Bovenkerk. Situatie voorjaar 2024.
En dat kan ! Op andere wijze en locatie is een goede entree van Amstelveen naar Het Amsterdamse Bos en het Bloesempark heel goed mogelijk. Namelijk : uitgaande van de al bestaande Doorweg met fiets-voetgangers- brug over de Landscheidingsvaart. In westelijke richting, in het verlengde van de brug, lag tot voor kort de toegangsweg tot de voormalige boomkwekerij en de in 2021 gesloopte dienstwoning Colijnweg 200. Enkele tientallen meters verder begint een voetpad van waaraf een riant en sfeervol nieuwe toegangspad via een kleine bescheiden brug of dam met duiker over de perceelsloot kan worden gemaakt. Met bijkomend voordeel dat deze oplossing tegen veel lagere kosten kan worden gerealiseerd. In goed overleg met de Dienst Amsterdamse Bos moet dit te verwezenlijken zijn.
In de vergadering van de gemeenteraad van Amstelveen van 17 juli 2024 diende de ChristenUnie Amstelveen de motie “Koester de ringslang” in. De motie roept op te verkennen hoe de ringslang een beter beheer/bescherming kan krijgen en met biotoopwinst uit de grote projecten kan komen. De motie werd bijna unaniem aangenomen. Veelal met het argument dat de motie extra verduidelijkt “hoe we hier waakzaam op moeten zijn”.
Amstelveense gemeentebestuurders ga zo door : koester uw ringslangen door nu écht voor de uitvoering van het bovengenoemde voorstel te kiezen !
Overigens ben ik van mening dat de gemeente Amstelveen, die zegt duurzaamheid en klimaatrespect na te streven, bij houtconstructiewerk aan kunstwerken (als bruggen, zitbanken, e.d.) en gebouwen geen tropisch hout noch hout uit oerbossen van het noordelijk halfrond dient te (laten) gebruiken. In Europa groeit eveneens (hard)hout van voldoende kwaliteit voor dit werk. Dit hout zo nodig combineren met (milieuvriendelijke) verduurzamingsmiddelen.
Dank : Martin Melchers, Geert Timmermans en Edo Goverse dank ik voor hun mondelinge informatie, januari 2024.
-Amstelveens Nieuwsblad, Amstelveen heeft lot ringslang in handen, 1.6.1994.
-Melchers, M., H. Koningen & R. Daalder. 1999 De ringslangen van de Grote en Kleine Poel bij Amstelveen. Natura, 1999(2): 44-48.
-Melchers, M., 2002. Broeihopen voor Ringslangen in Groot-Amsterdam werken goed. Tussen Dijk & Duin, 1(!), 20-21.
-Timmermans, Geert, De ringslang in Amsterdam, historie, onderzoek en dertig jaar broeihopen. Tijdschrift RAVON 91, december 2023, jaargang 25, nummer 4.